Het spook in de kast

Met veel interesse heb naar ik de documentaire Kijken in de Ziel van Coen Verbraak gekeken. Gesprekken met nabestaanden over rouw. Indrukwekkende, persoonlijke verhalen
over het verlies van dierbaren. Na zelfdoding, euthanasi
e, een vliegramp, het verliezen van 2 baby’s en het verlies van een partner. Het zijn gebeurtenissen waar ik beroepsmatig mee te maken krijg en de verhalen van de sprekers raken me bovenal als mens. Wat me ook raakt en een paar dagen bezighoudt is de opmerking van één van de nabestaanden: ‘…dan zit er altijd een spook in de kast. Die kast kan altijd open gaan en dan komt dat spook naar buiten’. Ik heb namelijk ook een spook in de kast en hoewel ik weet dat dit spook mij niets meer zal doen, bonkt het soms toch even op de kastdeur.

Als klein meisje kwam ik regelmatig op de begraafplaats waarvan mijn oom beheerder was. Ik kwam vaak bij mijn oom en tante en het was niet ongebruikelijk dat ik de dragers in hun jacquet met hoge hoed tegenkwam. Ik was ook altijd onder de indruk als ik zo’n statige rowauto zag rijden en vrij en onbevangen speelde ik op de begraafplaats. Een tijdje terug kreeg ik een foto van mezelf als kleuter, vrolijk zwaaiend bij de begraafplaats. Het spook werd pas op mijn 16e geboren, toen mijn vader overleed.

Ik weet niet welke ervaringen ik daarvoor had met de dood, met overleden mensen. Ik weet alleen dat, na het zien van mijn opgebaarde vader, alles in mijn leven anders werd. Het was het meest afschrikwekkende wat ik ooit had gezien. Een weerzien na jaren van geen contact. Zijn door alcoholmisbruik altijd opgezwollen gezicht was na een langdurig ziekbed ingeteerd tot een ‘schedel met een velletje erom op een “stokje” (kinsteun)’. Binnen een jaar ontwikkelde ik een ernstige eetstoornis en ‘dode mensen in een kist’ wilde ik nóóit meer zien!

Het liep toch allemaal anders. Enerzijds was er het trauma en de angst na het zien van mijn vader, anderzijds de fascinatie voor het sterven, de dood, de begrafeniscultuur en de uitvaartwereld. Een soort nieuwsgierigheid naar hetgeen mij zo’n angst had ingeboezemd.

De angst is overwonnen en ruim elf jaar geleden heb ik er mijn beroep van gemaakt om iedere overledene die aan mij wordt toevertrouwd weer zo veel mogelijk op de persoon te laten lijken die men bij leven was, zelfs als dit door omstandigheden bijna onmogelijk lijkt. Ik weet als geen ander hoé belangrijk dit is voor de nabestaanden en hoe traumatisch het kan zijn als een overledene niet op een zorgvuldige en voor de nabestaanden herkenbare manier is opgebaard.

Heel sporadisch klopt het spook opeens op de kastdeur en lijkt mijn hart even sneller te slaan; een confrontatie met het verleden. Een alcoholdode, in welke hoedanigheid ook, zal me blijven raken. En het 16-jarige meisje dat ik ooit was zal altijd over mijn schouder meekijken of ik alles heb gedaan om de overledene zijn of haar waardigheid terug te geven. Een overledene die bezweken is aan een eetstoornis: het spook zal áltijd op de deur bonken en mijn hart als een mokerslag raken.

Mijn spook in de kast, ik weet dat het er is en het màg er zijn. Dit spook uit het verleden heeft me mede gevormd tot de persoon die ik nu ben. Het heeft ervoor gezorgd dat ik met hart en ziel en uit volle overtuiging het mooiste werk kan en mag uitvoeren dat er voor mij is: overledenen hun waardigheid teruggeven.

Mariëlle van Heteren-Verkerk

Back To Top